Rob Scholte
Rob Scholte (1958) studeerde van 1977 tot 1982 aan de Gerrit Rietveld Academie van de stad, waarna hij zich aansloot bij het kunstenaarscollectief W139. Hier debuteerde hij samen met Sandra Derks in 1982 met het ‘meesterwerk’ Rom 87, een reeks variaties geschilderd in vrije stijl op een boek met kleurplaten voor kinderen.
Rob Scholte gooit deze stijl weg ten gunste van minutieus gedetailleerde schilderijen die hij in 1984 in de woonkamer begon te exposeren. Scholte’s werken werden geselecteerd voor de prestigieuze Documenta in Kassel in 1987 en in 1990 kreeg hij opdracht voor het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië.
Voor Scholte bestaat er niet zoiets als originaliteit: reproducties spelen een grote rol in zijn kunst. Reproducties zorgen ervoor dat een werk een zo groot mogelijk publiek bereikt. Daarom is het meest gereproduceerde kunstwerk het belangrijkste, zei hij ooit. In een precieze, realistische stijl (alsof het al een reproductie is) kopieert Scholte bestaande afbeeldingen uit de media, publiciteit en prentenboeken.
In 1986 veroorzaakte hij furore met Utopia, een gekopieerde ansichtkaart die beschuldigingen van flagrant plagiaat opleverde. Scholte’s werk speelde op Manet’s Olympia, waarbij het zijn liggende naakt en haar zwarte dienaar als houten kunstenaarspoppen werden afgebeeld. Dat idee was niet nieuw, maar afgeleid van een werk van een automaatmaker afgebeeld op een weinig bekende ansichtkaart. Scholte weerlegde de beschuldiging met een enorm canvas met het betreffende krantenartikel.
Tijdens deze periode overleefde Scholte een aanslag op zijn leven, hoewel de autobom hem beide benen kostte. Desalniettemin werd het meesterwerk van Nagasaki op tijd voltooid. Het werd onthuld op 9 augustus 1995 ter herdenking van de vijftigste verjaardag van de atoombomaanslag op Nagasaki.